Op een dag ontmoet Thies de blinde Mette. Zij wordt weer eens lastig gevallen, want als je in die tijd een handicap had, was je verdacht: Je was een heks of een vriendin van de duivel. Daarom werd je ook vaak  slachtoffer van pesterijen of erger.

Thies neemt het voor haar op. Aanvankelijk vertrouwt ze hem niet, maar geleidelijk ontstaat een hechte vriendschap. De ouders van Thies zien dat helemaal niet zitten en verbieden hem elk contact met Mette.

Thies blijft haar stiekem toch ontmoeten. Wanneer Mette hem vraagt voor haar te beschrijven hoe de bouw van de kerk in z’n werk gaat en hoe alles eruit ziet, krijgt Thies zelf ook meer gevoel voor het bouwwerk.

Mettes vader werkt als stenensjouwer bij  de kathedraal. Het is een stille, zwijgzame man, die het zijn dochter nog steeds kwalijk neemt dat haar moeder bij de bevalling  is overleden.

Er zijn ook mensen die het helemaal niet eens zijn met zo’n prestigieus project zoals de bouw van de kathedraal. Daarom wordt er regelmatig sabotage gepleegd, zelfs brandstichting wordt daarbij niet geschuwd…
Mette en Thies dreigen daar op een dag het slachtoffer van te worden.

Als de vader van Mette door een ongeluk om het leven komt, ontfermt haar tante zich over het meisje. Die tante is uitbaatster van de herberg buiten de stad, ‘De Rode Lantaarn’. Daar zal Mette worden ingezet om ‘de heren’ te amuseren’. Thies zet alles op alles om dat te voorkomen en om haar te helpen…